Deze overgangsrit brengt het peloton naar St.-Dié, hoofdplaats van het gelijknamige arrondissement waartoe ook Gérardmer behoort. Een stad eens stukgemaakt door oorlogsgeweld maar herrezen en met een nieuwe dynamiek. Vandaag is het de economische motor van het Vogezenmassief. Het centrum wordt opgefleurd met bloemen en fonteinen, tussen de combinatie van gevrijwaarde historische gebouwen (o.m. kathedraal uit de 12de eeuw en de fabriek van Le Corbusier) en moderne architectuur (o.m. de Vrijheidstoren als uithangbord van industriële innovatie). St.-Dié is ook later dit jaar voor de 18de maal gaststad voor het ‘Internationaal Festival van de Geografie’. In 1507 werd hier voor eerst het nieuw ontdekte continent Amerika op een kaart vermeld..
De étape de St.-Dié start quasi meteen met de beklimming van de Col de Martimpré (4de cat.): een ‘bien petit obstacle’ par excellence! Want over de 5km tussen de start in Gérardmer en de top moet er slechts een 140-tal hoogtemeters overwonnen worden en dan staat deze col op het palmares. Verder gaat het via Gerbépal naar de Col de Plafond (4de cat.). In tegenstelling tot de indrukwekkende naam doet vermoeden, is dit niet het dak van de Tour des Vosges... Meer nog: het is afdalen om op de top te geraken… Quel mystère! Via Corcieux loopt het traject verder langs de ‘Colline des Rouges-Eaux’ en vervolgens draaien we de verbindingsweg tussen Epinal en St.-Dié op. Daar wacht de Col du Haut-Jacques (3de cat.) en de afdaling brengt het peloton in St.-Dié, de bestemming van deze etappe net over halfweg.
Via Marguerite en Ban-de-Laveline gaat het terug zuidwaarts. Via de Col de Mandray (4de cat.) komen we in Fraize. Via de mooie vallei van de ‘Petite Meurthe’ rijden we naar het laatste obstakel van de dag: de Col de Surceneux (4de cat.), waarvan de top op 8 km van de streep ligt.